Wilhelmina Helena Pauline Maria (Den Haag, 31 augustus 1880 – Apeldoorn, 28 november 1962), Prinses der Nederlanden (1880-1890, 1948-1962), Prinses van Oranje-Nassau en Hertogin van Mecklenburg (1901-1962), was van 23 november 1890 tot 4 september 1948 koningin der Nederlanden en regeerde onder de naam Wilhelmina. Zij trouwde met haar achterneef Hendrik van Mecklenburg-Schwerin. Uit dit huwelijk werd een dochter geboren: Juliana.
Wilhelmina was het enige kind uit het huwelijk van koning Willem III der Nederlanden en koningin Emma. Van 1890 tot haar achttiende verjaardag in 1898 was haar moeder regentes. Tijdens de Tweede Wereldoorlog week zij uit naar Engeland. Wegens gezondheidsproblemen van Wilhelmina was kroonprinses Juliana, in 1947 en 1948, voor in totaal 157 dagen regentes. Wilhelmina was bijna 58 jaar lang koningin der Nederlanden, maar feitelijk regeerde zij iets korter dan vijftig jaar. Desondanks is zij met afstand het langstzittende Nederlandse staatshoofd ooit.
Jeugd
Prinses Wilhelmina in 1885.
Wilhelmina werd op 31 augustus 1880 om 18.00 uur geboren op Paleis Noordeinde in Den Haag. Zij was het enige kind uit het huwelijk van koning Willem III der Nederlanden en zijn tweede echtgenote Emma van Waldeck-Pyrmont. Ter gelegenheid van de geboorte werden militaire parades gehouden en klonken 51 saluutschoten.
Haar officiële namen waren:
- Wilhelmina, de vrouwelijke vorm van de traditionele Oranje-voornaam Willem
- Helena, naar Helena van Waldeck-Pyrmont, een zus van koningin Emma
- Pauline, naar Pauline van Waldeck-Pyrmont, een zus van koningin Emma
- Maria, naar Maria van Waldeck-Pyrmont, een zus van koningin Emma1
In de eerste maanden van haar leven werd zij door haar ouders Paulientje genoemd. Uiteindelijk schakelden ze over op Wilhelmina.
De doop vond plaats op 12 oktober 1880 in de Willemskerk te Den Haag door dominee Cornelis Eliza van Koetsveld. De kleine Wilhelmina droeg een witte doopjurk van Brussels kant, waarin al haar opvolgsters en ook koning Willem-Alexander zijn gedoopt. Haar moeder hield de baby ten doop. Onder de aanwezigen waren de 83-jarige oudoom prins Frederik van Oranje-Nassau, oom en tante groothertog Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach en groothertogin Sophie, en de grootvader van moederskant vorst George Victor van Waldeck-Pyrmont.
Van haar drie oudere halfbroers uit haar vaders eerste huwelijk met Sophie van Württemberg leefde bij haar geboorte alleen nog prins Alexander van Oranje-Nassau. Hij was zo verbolgen over zijn vaders tweede huwelijk (hij sloot op de dag van de huwelijkssluiting de luiken van zijn paleis), dat hij weigerde zijn halfzusje te zien. Hij stierf toen zij vier jaar oud was. Hierdoor werd Wilhelmina de vermoedelijke troonopvolgster. Zij was er pas zeker van dat zij daadwerkelijk haar vader ging opvolgen, toen die op 23 november 1890 stierf zonder een zoon nagelaten te hebben. Volgens de toenmalige Grondwet gingen mannelijke nakomelingen voor op vrouwelijke. Bij zijn overlijden werd de tienjarige Wilhelmina automatisch koningin.
Tot haar achttiende verjaardag nam haar moeder Emma als regentes het koningschap waar. In het Groothertogdom Luxemburg waren volgens de afgesloten erfstellingsovereenkomst alleen mannelijke afstammelingen uit het huis Nassau erfgerechtigd. De groothertogelijke kroon ging daar over op een ver familielid uit het Huis Nassau, Adolf, hoofd van de Walramse tak van Nassau.
Begin van koningschap
De inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898
Filmopname van de inhuldiging door Oscar Carré
Op 6 september 1898 werd Wilhelmina ingehuldigd in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Aansluitend aan de inhuldiging kwam Wilhelmina met de stoet weer naar buiten; hiervan maakte de beroemde circusdirecteur Oscar Carré een filmopname, die hij kort daarna in zijn circus vertoonde en die tot de oudste Nederlandse filmbeelden behoort.
Twee jaar na haar inhuldiging werd aan een Nederlands marineschip, Hr.Ms. Gelderland, opdracht gegeven naar Portugees-Oost-Afrika te varen om daar Paul Kruger, president van het verslagen Transvaal, te evacueren naar Marseille. Dit gebaar (met stilzwijgende instemming van de Britten), leverde haar veel goodwill op in Europa, hoewel zij niet meer deed dan ingaan op een voorstel van minister van Buitenlandse Zaken De Beaufort. De talrijke loftuitingen aan haar adres hadden daarom niet echt haar instemming. “Nooit heb ik zulk eene overdreven beweging gezien”, oordeelde zij.2
Huwelijk
Foto van Wilhelmina en Hendrik van 17 oktober 1900, een dag na de bekendmaking van de verloving.
Wilhelmina met Juliana, circa 1914.
Er werd gezocht naar een echtgenoot voor de jonge koningin. Britse kandidaten vielen af vanwege de Boerenoorlog. “Aber nur ein Deutscher Prinz darf sie bekommen”, schreef de Duitse keizer Wilhelm II in de kantlijnen van een diplomatiek ambtsbericht.3
Koningin-moeder Emma reisde in mei 1900 met haar dochter naar het Slot Schwarzburg in Thüringen.4 Daar waren ontmoetingen gearrangeerd met drie kandidaten. Friedrich Wilhelm van Pruisen, kleinzoon van prinses Marianne, was door de Duitse keizer naar voren geschoven en de twee broers van Mecklenburg-Schwerin, zonen van groothertog Frederik Frans II van Mecklenburg-Schwerin, waren geselecteerd uit de Almanach de Gotha. Van de broers kwam alleen Heinrich opdagen. Moeder en dochter kozen voor hertog Heinrich zu Mecklenburg-Schwerin. Op 16 oktober werd de verloving bekendgemaakt. Wilhelmina en Heinrich waren familie van elkaar. Wilhelmina’s overgrootouders waren de betovergrootouders van Heinrich: de Russische tsaar Paul I en diens echtgenote Maria Fjodorovna.
Op 7 februari 1901 vond het huwelijk plaats. Heinrich heette vanaf die dag Hendrik. Volgens de toenmalige regels had Wilhelmina als vrouw de naam van haar man moeten aannemen. Er zou dan een nieuwe dynastie op de troon komen, het huis Mecklenburg-Schwerin. Dat lag uiteraard gevoelig in Nederland. Koningin Emma en de Nederlandse ministerraad stelden daarom voor om de naam Oranje-Mecklenburg te gebruiken. De naam Oranje mocht namelijk wel via de vrouwelijke lijn doorgegeven worden.5 Voor de naam Nassau lag dat anders. Alleen de laatst overgebleven erfdochter kon de naam Nassau doorgeven aan haar man en kinderen. Maar hier kon geen beroep op worden gedaan, want er waren nog mannelijke leden van de familie Nassau in leven. De meest stamverwante tak van de familie Nassau regeerde in Luxemburg.5 Na overleg met het familiehoofd van de Luxemburgse tak, Groothertog Adolf van Luxemburg, kregen Emma en Wilhelmina toestemming om de naam Oranje-Nassau te gebruiken.6
Op 9 november 1901 kreeg Wilhelmina haar eerste miskraam.7 In maart 1902 werd bekendgemaakt dat de koningin opnieuw zwanger was en in april kwam het bericht dat zij ernstig ziek was. Het bleek tyfus te zijn. Begin mei kreeg Wilhelmina na 4½ maand zwangerschap weer een miskraam en de situatie werd even levensbedreigend genoemd. Wilhelmina was de laatste Oranjetelg en indien zij zou overlijden, zou de troon naar een Duitser gaan, Wilhelmina’s achterneef Willem Ernst, groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach, een kleinzoon van Wilhelmina’s tante Sophie. In het verloop van de maand mei verbeterde haar gezondheidstoestand en om volledig te herstellen ging zij naar Schaumburg. Op Prinsjesdag 1902 verscheen Wilhelmina voor het eerst weer in het openbaar. Op 23 juli 1906 volgde een derde miskraam.
Tevens ontsnapten zowel koningin als prins op 26 februari 1908 nog maar net aan een verkeersongeval. Prins Hendrik mende een open rijtuig dat door een tram aangereden werd op de hoek van de Parkstraat en de Oranjestraat in Den Haag. Het rijtuig verloor drie wielen, maar paarden en inzittenden bleven ongedeerd.8 Eind 1908 werd opnieuw een zwangerschap van de koningin bekendgemaakt door de voorzitter van de ministerraad Theo Heemskerk en op 30 april 1909 werd een kind geboren, de latere koningin Juliana.
Peetkinderen
Wilhelmina had twee peetkinderen, beiden werden geboren tijdens de stormvloed van 1916, Wilhelmina Lijsje van Riel in Marken en Wilhelmina Aartje Vedder in Spakenburg.
Godsdienst
Wilhelmina was een meelevend lid van de Nederlandse Hervormde Kerk. Ze nam in 1905 het initiatief tot de oprichting van de Vereniging voor Volkszanguitvoeringen, die in volksbuurten wilde evangeliseren door het lied. Ze steunde de stichting van de Wereldzendingsbeweging (1910) en de Wereldraad van Kerken (1948). Frank Thomas, de oprichter van de Société évangélique de Genève, bewonderde ze zeer. Abraham Kuyper, die met de Doleantie de Hervormde Kerk had verlaten, vond ze een “scheurmaker”.
Eind jaren dertig sloot zij zich aan bij de Oxford-Groep van de lutherse dominee Frank Buchman. Het doel was om door middel van geestelijke herbewapening tegenwicht te bieden aan de militaire herbewapening in die periode. In drie radiotoespraken, die grote weerklank vonden, besteedde ze hier aandacht aan.
Wilhelmina was vijfendertig jaar onder invloed van Sadhoe Sundar Singh, een goeroe uit het toenmalige Brits-Indië, die behoorde tot de sekte van de Sikhs,9 maar zich tot het christendom bekeerd had.
Feitelijk koningschap
Wilhelmina maakte van haar bevoegdheden als koningin nadrukkelijk gebruik. Hoewel zij wist waar haar grenzen lagen, respecteerde zij die met tegenzin. Wilhelmina had een duidelijke protestants-christelijke achtergrond. Zij hechtte, vanuit de Oranjetraditie, belang aan een sterke krijgsmacht. Daarnaast hield zij ook niet van politiek gekissebis en had zij niet veel op met de politici van haar tijd, wat vaak tot conflicten leidde met haar ministers.
Vanuit die achtergrond stoorde zij zich aan het kabinet-De Meester, een zwak liberaal minderheidskabinet, dat gedoogsteun kreeg van de SDAP. De begroting van het ministerie van Oorlog werd in zowel 1906 en 1907 verworpen. Daarop viel het kabinet in december 1907. Dat gaf Wilhelmina de ruimte om haar stempel op de volgende formatie te drukken. Abraham Kuyper was bij de ARP de sterke man en de voor de hand liggende formateur, maar riep bij Wilhelmina en de andere partijen weerstand op. Wilhelmina wilde een gematigde koers, een sterke landsverdediging en had een hekel aan Kuyper. Theo Heemskerk, de tweede man in de ARP, kreeg van Wilhelmina de opdracht om een kabinet te formeren, waarbij Kuyper, tot diens ergernis, werd gepasseerd.10
Wilhelmina steunde de Verenigde Staten en Groot-Brittannië in een conflict over Mexicaanse olievelden.
Nadat de grote mogendheden Den Haag aanwezen als vestigingsplek voor het Vredespaleis, bood de negentienjarige koningin een van haar paleizen aan als plaats waar de landen hun geschillen vreedzaam konden bijleggen, door deze voor te leggen aan het Permanent Hof van Arbitrage. Zij bood een galadiner aan bij de afsluiting van de eerste Haagse Vredesconferentie. Zij zag weinig in deze initiatieven – Nederland was immers een neutraal land – en hechtte meer aan een sterke defensie. Daarover kwam ze in conflict met de achtereenvolgende ministerraden, die toentertijd streefden naar een volksleger.
Vermogen
Wilhelmina erfde van haar in 1884 overleden halfbroer Alexander twee miljoen gulden en van haar vader ruim 6,9 miljoen gulden. Van dat laatste bedrag was tachtig procent in effecten. Als koningin kreeg zij een jaarlijkse staatstoelage van 600.000 gulden, evenveel als haar vader vanaf 1849 ontving. Daarnaast kreeg zij jaarlijks 50.000 gulden voor onderhoud aan haar paleizen. De inkomsten uit haar kroondomeinen bedroegen jaarlijks tussen de 500.000 en 600.000 gulden. Wilhelmina betaalde alleen grondbelasting. De uitgaven aan het hofpersoneel kwamen in de jaren 1890-1898 ongeveer overeen met haar jaarinkomsten. In 1905 had Wilhelmina 181 personeelsleden. Tien jaar later waren er dat 205. In de vijf jaar voorafgaand aan 1909 moest Wilhelmina uit haar privévermogen meer dan 700.000 gulden toeleggen om in haar uitgaven te voorzien. Bij de grondwetswijziging in 1922 werd haar staatstoelage verdubbeld. In 1940 schatten de Duitsers haar privévermogen op zestien miljoen gulden. Daarvan nam ze voor drie miljoen gulden effecten mee naar Engeland.11
Eerste Wereldoorlog
Medaille van Louis Dupuis met koningin Wilhelmina afgebeeld
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Nederland neutraal, maar de sympathie was in die tijd vooral gericht op Duitsland. Wilhelmina had dankzij haar moeder en man een uitgebreide Duitse familie. Ook het Britse optreden rond de eeuwwisseling in de Tweede Boerenoorlog lag nog vers in het geheugen.
Na een aantal incidenten, zoals het torpederen van een aantal Nederlandse schepen door de Duitsers en Duitse onderzeeërs die op de Nederlandse kust strandden, wist Wilhelmina dankzij haar contacten met de Duitse keizer de zaak te sussen. Er kwam een gemeenschappelijke commissie die moest bekijken hoe groot de wederzijdse schade was. De spanning liep verder op toen de Geallieerden Nederlandse schepen in beslag namen. Wilhelmina sprak van schepenroof. Om de Nederlandse eer hoog te houden werd besloten een konvooi koopvaardijschepen naar Nederlands-Indië onder begeleiding van oorlogsschepen te laten uitvaren. Toen de Britten de schepen wilden doorzoeken kon de regering niets anders doen dan toegeven. De minister van koloniën Jean Jacques Rambonnet trad af, uit onvrede over het kabinetsbesluit. Wilhelmina was woedend en liet haar afkeuring blijken.
De Duitsers verdachten Nederland van samenwerking met de geallieerden en eisten compensatie in de vorm van vrije doorgang door Limburg. Wilhelmina wist weer door haar persoonlijke contacten met de Duitse keizer de gemoederen te bedaren. Het compromis, alleen bouwmateriaal voor België maar niet voor de aanleg van loopgraven, leidde tot spanningen met de geallieerden.
Opperbevelhebber generaal Snijders moest de Nederlandse troepen verdelen om zowel een Engelse, Franse als een Duitse aanval te weerstaan. Hij wilde zich het liefst op één tegenstander concentreren en was daarom voorstander van een bondgenootschap met de Duitsers omdat Nederland naar zijn mening bij een Duitse aanval kansloos zou zijn. Voor de regering Cort van der Linden was dit aanleiding om Snijders te ontslaan en aan de neutraliteitspolitiek vast te houden. Wilhelmina stelde zich achter de opperbevelhebber op. Dat leidde tot een conflict met het kabinet en de minister van oorlog De Jonge. In een gesprek tussen Wilhelmina en De Jonge vielen wederzijds harde woorden. Snijders wilde zelf ontslag nemen, maar Wilhelmina vroeg hem in een persoonlijke brief om aan te blijven.
De verstandhouding tussen Wilhelmina en het kabinet was in 1918 op een dieptepunt beland. De situatie werd gered door het einde van de Eerste Wereldoorlog en door landelijke verkiezingen. Een nieuw kabinet, het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck I loste in september 1918 dat van Cort van der Linden af.12 De nieuwe minister van Oorlog George August Alexander Alting von Geusau ontsloeg Snijders alsnog na de rellen in de Legerplaats Harskamp. Hij deelde het ontslag eerst aan de Tweede Kamer mee voordat Wilhelmina werd ingelicht.
Spoorwegongeval bij Houten
Op 7 juni 1917 was Wilhelmina betrokken bij een treinongeval bij Houten op de spoorlijn tussen Houten en Schalkwijk. Hierbij vielen elf licht gewonden, elf rijtuigen ontspoorden en één kantelde; Wilhelmina bleef ongedeerd.13